Het toezicht op de maatschappelijke ondersteuning is niet verbeterd en op sommige plekken zelfs verslechterd of helemaal stopgezet in de coronacrisis. Dat constateert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het toezicht op de kwaliteit en veiligheid van Wmo-zorg gaat al drie jaar niet goed.
PREMIUM
Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning zoals huishoudelijke hulp, dagbesteding, hulpmiddelen en woningaanpassingen, beschermd wonen en vervoer van kwetsbare burgers. Gemeenten moeten er tevens op toezien dat deze zorg en diensten van voldoende kwaliteit zijn en veilig zijn. Maar aan dat toezicht ontbreekt het.
Slecht, slechter
Dat gemeenten hun toezicht verzaken constateerde het IGJ al in 2019 over kalenderjaar 2018. Vorig jaar schreef de inspectie dat het toezicht niet verbeterd was en op sommige plekken zelfs verslechterd. IGJ riep het ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op om in te grijpen. Minister Hugo de Jonge zou moeten onderzoeken of een vorm van gestandaardiseerd toezicht verplicht kan worden gesteld.
Slechtst
Intussen is er een jaar voorbij en is het rapport van 2020 gepubliceerd. En dat rapport stemt weinig opbeurend: het toezicht is niet verbeterd. Op sommige plekken is het zelfs verslechterd of helemaal gestopt vanwege de coronacrisis.
Waar voor je geld
Een gebrek aan toezicht is gevaarlijk, zowel voor cliënten als voor de gemeentefinanciën. Een toezichthouder ziet toe op de veiligheid en kwaliteit van de geleverde zorg, legt een woordvoerder van het IGJ uit. ‘Zij kijken erop toe dat iemand goede, de juiste en voldoende zorg en ondersteuning krijgt. Als er bijvoorbeeld een indicatie is afgegeven voor zware ondersteuning, kan een toezichthouder erop toezien dat een aanbieder ook de ondersteuning beidt waar de gemeente voor betaalt. Vreemde ogen dwingen.’
Fraude
Deze risico’s zijn niet puur hypothetisch. Bedrijven die fraude plegen of slechte zorg leveren kunnen rustig zaken blijven doen met gemeenten en doen dat dus ook. Dat bleek dit voorjaar uit onderzoek van De Gelderlander en onderzoeksplatform Follow the money.
Aanbevelingen
De inspectie verwijst naar haar rapport uit 2019; daarin stonden goede aanbevelingen waar de minister nog eens naar zou moeten kijken. Destijds raadde het IGJ aan om het Wmo-toezicht in rap tempo te starten, de onafhankelijke positie en werkwijze zou vast moeten liggen, er zou duidelijker moeten worden wat er van Wmo-toezichthouders wordt verwacht en tenslotte zou er een landelijk kennisnetwerk moeten komen.
Kennis
In zijn brief aan de Tweede Kamer geeft Hugo de Jonge een overzicht van de acties die hij heeft genomen. Hij heel veel ingezet op kennisontwikkeling. Samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de koepelorganisatie van GGD’s (GGD GHOR) (die veel toezichthouders leveren) ontwikkelde de VWS-minister een handreiking ‘transparant Wm-toezicht’, een routekaart toezicht, handhaving en naleving, en een e-learning. Ook worden er is regionale intervisiebijeenkomsten voor toezichthouders georganiseerd. Het is binnenkort dus niet meer zo dat gemeenten niet wéten hoe ze toezicht goed en beter kunnen organiseren.
Wetswijziging
Ook heeft onderzoekbureau Significant onderzocht wat er moet gebeuren om de kwaliteit van het toezicht te verbeteren. Deze onderzoekers constateren dat er in de wet maar weinig staat vastgelegd over hoe gemeenten het toezicht moet regelen. Zij raden aan om de eisen voor Wmo-toezicht in de wet scherper te formuleren en om toezicht regionaal te organiseren. ‘Blijven stimuleren, faciliteren en aanjagen van de uitvoering’ is volgens de onderzoekers niet voldoende om het gebrek aan toezicht op te lossen.
Bron: Sterre ten Houte de Lange, redacteur bij Skipr, Zorgvisie en Qruxx
Deel dit bericht: